Bron van dit artikel
Datum plaatsing: 25-04-2007 09:15:00
Stijn Vreven: van aanvoerder tot paria
door Dennis Janssen
Stijn Vreven had nog geen minuut gespeeld in het shirt van ADO Den Haag of hij werd op de Open Dag al het hardst toegejuicht. De karaktervolle Belg groeide uit tot het symbool van de Haagse mentaliteit, maar raakte daarna volledig uit beeld. Een monoloog.
„Frans Adelaar belde. Een paar keer. Het vorige seizoen was nog niet afgelopen. Ik zat op Cyprus. Daar had ik het goed. Omonia Nicosia is van een hoger niveau dan ADO Den Haag. Ik hoefde niet weg, maar Adelaar speelde in op mijn gevoel. Met Frans Adelaar heb ik iets. Hij schetste een mooi plaatje. ADO Den Haag ging naar een nieuw stadion, ik kende de fanatieke supporters en de selectie zou worden versterkt met spelers als Bosschaart, Knopper, Postma. Die namen vielen toen al. Ik tekende voor een jaar.’’
„Vanwege een enkelblessure heb ik de eerste paar wedstrijden op tachtig procent gespeeld. Achteraf denk ik wel eens: waar heb ik het voor gedaan? Misschien had ik er beter aan gedaan helemaal fit te worden, maar ik wilde zo graag. Bij de aanhang lag ik goed. Spelers zoals ik, die tot het gaatje gaan, worden steeds populairder omdat er steeds minder van zijn.
„We verloren wekelijks, maar dat had meer te maken met een gebrek aan mentaliteit. Het zat helemaal fout met de hiërarchie. Veel jongens die al een tijd bij ADO onder contract stonden, zagen de oudere garde als een bedreiging. Ik ben van een andere generatie. Toen ik jong was, moest je op tijd je mond houden anders werd je over de omheining geschopt. Dat is niet meer. De jonge twintigers hebben al het hoogste woord, zeker bij ADO.
Te veel spelers gaven niet thuis. Ik was aanvoerder, heb er telkens op gehamerd, samen met Michael Mols. Ook Adelaar had dat door. Hoe goed ik ook met hem ben, ook tegen hém heb ik gezegd dat je lastig aan een groepsgevoel kunt werken als je niet met zn allen aan hetzelfde koord trekt. Zon groep heeft een harde hand nodig. In de kleedkamer was het lang leve de lol, maar we konden dat campinggevoel niet omzetten naar prestaties op het veld. Adelaar stond er op een gegeven moment alleen voor. Toenmalig directeur Langenbach ging weg, Baan stapte op en met rechterhand Lex Schoenmaker was het water en vuur. Schoenmaker trok overduidelijk naar de Haagse jongens toe, die er al langer zaten. Er ontstonden twee kampen en van bovenaf greep niemand in. Toen de supporters op het veld stonden en de wedstrijd tegen Vitesse werd gestaakt, werd er door de leiding gezegd: no big deal, want de supporters hadden toch niets gesloopt of gedaan? Natuurlijk niet, maar ondertussen was de trainer bedreigd en opgestapt, kreeg ADO weer ladingen negatieve publiciteit en moest er ook nog even een wedstrijd zonder publiek worden gespeeld. Na het vertrek van Adelaar moesten we in groepjes bij de clubleiding komen. Zaten we bij Piet van der Pol, de directeur, die ons vroeg welke type trainer ADO nodig zou hebben. Toen al zei ik: een type-Vloet. Of we ook met Schoenmaker verder wilden, werd er gevraagd. Ik vond van niet. Ik vind Schoenmaker een echte hulptrainer. Die uitspraak zal me wel de kop gekost hebben. Als je je zin bij ADO nog niet hebt uitgesproken, ligtie al op straat.
„Kort daarna moest ik bij Lex Schoenmaker in zijn kantoortje komen. Hij zei: Ik vraag me af of je wel hetzelfde voor mij kan opbrengen als voor Frans Adelaar. Ik antwoordde: Ik loop geen meter minder voor u. Toen zei hij: Doe je dat wel dan gooi ik je eruit. De toon was gezet. Schoenmaker had een groot wantrouwen jegens mij. Ik werd immers gezien als het levende overblijfsel van Frans Adelaar. Toen Adelaar wegging had Schoenmaker echt iets van: zo, nu ga ik even laten zien dat ik het beter kan.
Goed, bij FC Groningen wonnen we. Ik stond in de basis. Hij kon me daarna moeilijk meteen passeren. In de nabespreking van AZ-thuis zei Schoenmaker: Dit was je beste wedstrijd van het seizoen. Twee weken later droeg ik op de training ineens geen hesje. Toen wist ik al hoe laat het was, geen basisplek dus, maar Schoenmaker zei niks. Dat vond ik raar. Ik was nota bene aanvoerder, geen jochie dat net komt kijken. Mag mij dan misschien iets worden meegedeeld? Een dag later stond in de krant dat ik tegen Ajax zou worden gepasseerd.
„Weer moest ik op zijn kantoor komen. Hij maakte zijn excuses en zei vervolgens dat Said Bakkati tegen FC Utrecht zijn kans had gegrepen. Zijn uitleg gaf me geen voldoening. Niks slechts over Said, maar die had één wedstrijd gespeeld, ik twintig. Ik ben de eerste om te zeggen dat ik ook mindere wedstrijden heb gespeeld, maar niemand kan mij een gebrek aan vechtlust verwijten. Nooit heb ik de kantjes eraf gelopen. ADO mag zich gelukkig prijzen dat ik niet per meter word betaald.
„Vanaf die dag werd ik ook genegeerd. Ik heb, geloof ik, nog drie woorden met Schoenmaker gewisseld. De échte winnaars in de selectie van ADO zijn op één hand te tellen. Het frappante is dat ik Schoenmaker daarna zo vaak heb horen zeggen dat hij mentaliteit en karakter bij de spelers miste. Dan bloedde mijn hart. Iedereen zag dat de werkwijze van Schoenmaker niet werkte, óók de clubleiding, óók Piet van der Pol, óók Peter Hofstede, maar zij deden niets. Iedereen dacht maar: het komt wel goed, het komt wel goed. Maar dat kwam het niet. Schoenmaker had gecorrigeerd moeten worden.
„Later hadden we dat beruchte gesprek met álle spelers. Michael Mols werd daarin neergezet als een verwende vedette, die niet betrokken zou zijn. Dat zeiden jongens die net komen kijken en zelf nog nooit iets hebben gepresteerd. Peter Hofstede, die bij dat gesprek zat, zei er niets van. Dat vond ik ook zwak.
„Ach, dan zullen de mensen nu zeggen: die Vreven is gefrustreerd. Klopt. Misschien ook een beetje logisch. Mijn grootste frustratie is dat ik in het heetst van de strijd opzij ben gezet. Ik ben gepasseerd, genegeerd en uiteindelijk geëlimineerd. Dat laatste gebeurde voor Vitesse-uit. Bakkati haakte in de zaterdagtraining geblesseerd af, ik kreeg een basishesje. Logisch dat ik dacht dat ik zou spelen. Ik was supergemotiveerd om tegen mijn oude cluppie te bikkelen op leven en dood. Kwam ik zondagmorgen op de club en stond ik er toch weer niet bij. Toen wist ik: Schoenmaker wil me kapotmaken. Dit heeft niets meer met sportieve redenen te maken.
„Toen ADO degradeerde zat ik thuis op de bank in België. Heel raar. Liever had ik op het veld gestaan en me leeg geknokt. Het bizarre is ook: toen we aan het begin van het seizoen zo slecht presteerden, zochten de supporters een zondebok en werd Frans Adelaar zowat gelyncht. Toen ADO degradeerde ging Lex Schoenmaker nog net niet op de schouders.
„Niemand, geen supporter, geen journalist of bestuurder, niemand heeft zich afgevraagd hoe het met mij ging. Is niet zielig, maar misschien toch wel een beetje gek, niet?
Lex Schoenmaker heeft geen behoefte om te reageren.