Bron van dit artikel
Datum plaatsing: 12-11-2001 11:05:00
Opa wordt niet gek van een bal
REMCO STUNNENBERG
Rinus Israel (59) werkte in Griekenland, Ghana, Roemenië, de Verenigde Arabische Emiraten. Toch is de oud-international die gewone jongen uit Amsterdam-Noord gebleven. Aan dikdoeners en egotrippers in de voetbalwereld heeft hij een broertje dood. Zijn liefde voor het spel is nog onvoorwaardelijk. Na een afwezigheid van ruim vijf jaar is hij, gedreven als altijd, terug in Nederland, als trainer van ADO Den Haag.
Enkele weken geleden was voetbal van de ene op de andere dag even bijzaak voor Rinus Israel. Het kon hem gestolen worden. Zijn zwager, tevens een van zijn beste vrienden, werd ernstig ziek. Hij werd opgenomen in het ziekenhuis en moest geopereerd worden. Israel liet er zelfs een wedstrijd van ADO Den Haag voor schieten. Toch stond hij de volgende dag weer op het trainingsveld en zat hij bij de volgende wedstrijd weer op de bank.
Zo werkt dat. Voetbal is nog altijd één grote uitlaatklep voor Israel. Vijf dagen voor het begin van het WK in Duitsland in 1974 overleed zijn vader. Het was op een maandag, zo herinnert hij zich nog goed. De klap was groot, maar twee dagen later liep hij weer zijn rondjes op het trainingsveld van Feyenoord. Niet dat hij toen over de klap heen was, absoluut niet, maar zo kon hij toch zijn gedachten op iets anders richten. Op het voetbal, zijn grote liefde.
Zo was het ook in Ghana, waar hij van 1997 tot en met 1998 werkte als bondscoach. Hij zag er armoede zoals hij die nog nooit had gezien. En hoewel hij het met zijn eigen ogen waarnam, kan hij het zich nog steeds niet voorstellen. Terwijl hij in dure hotels verbleef, leden de mensen op straat honger. Een onmenselijk bestaan. Maar hij was er voor zijn werk. Hij constateerde het, gaf links en rechts een fooitje en ging maar weer voort. Met datgene waarvoor hij was gekomen, voetbal. Zo zit het leven nu eenmaal in elkaar.
Dat klinkt simpel. Maar wat moest hij dan? Als hij zich dat al te zeer zou hebben aangetrokken, zou hij er zijn werk niet hebben kunnen doen. Al realiseerde hij zich terdege hoe goed de mensen het in Nederland hebben, dat wij niet mogen klagen. En hij begrijpt sindsdien beter waarom zo veel mensen in de wereld hun land willen ontvluchten, op zoek naar meer welvaart.
Het doet Israel dan ook pijn wanneer de supporters van zijn club donkere spelers van de tegenpartij voor aap uitmaken. Een tweewekelijks terugkerend verschijnsel bij ADO Den Haag in het Zuiderpark. Dat kan en wil hij niet accepteren. Dat hoort niet bij het voetbal. Al vraagt Israel zich af of het te maken heeft met discriminatie. Tenslotte loopt in zijn selectie ook een aantal donkere jongens rond en die worden juist op handen gedragen. Wanneer je een echte racist bent, zou je als supporter die jongens ook niet accepteren. Toch?
Acceptatie, ervaart hij, is één van de aspecten die in zijn afwezigheid sterk is afgenomen in Nederland. Zo vernam hij in het buitenland van de rellen tussen Feyenoord- en Ajax-supporters, enkele jaren geleden, waarbij een fan het leven liet. Israel schudt zijn hoofd. Zo moet voetbal toch niet beleefd worden.
In zijn tijd speelde dat niet. Als Amsterdammer voetbalde hij bij Feyenoord, maar wanneer hij vrij had, zat hij bij Ajax op de tribune. Geen enkel probleem. Al lag dat misschien ook wel aan zijn houding. Hij voelt zich overal thuis en doet tegen iedereen normaal. Als dat niet werkt, heeft hij altijd nog zijn cynische humor achter de hand, waarmee hij het ijs kan breken.
Al ging dat in het buitenland niet op. Daar kon hij wat dat betreft niet echt zichzelf zijn. Zeker niet ten opzichte van de spelers en al helemaal niet in de Emiraten. Het contact dat hij had met zijn spelers, was puur zakelijk. 'Die gasten' kwamen vlak voor de training het veld op en vijf minuten na de training waren ze allemaal weer vetrokken. Alleen voor een wedstrijd deed hij in het Engels een bespreking. Alle andere zaken werden geregeld door twee managers. Nee hoor, dat was niet lastig.
Israel is sowieso niet het type dat op spelers toestapt om te vragen hoe het ermee is. Dat heeft hij nooit gedaan. Of er moet echt iets aan de hand zijn. Zo kreeg een van de spelers van ADO Den Haag onlangs een auto-ongeluk. Zijn vriendin ligt nog in het ziekenhuis. Dan informeert hij wel even hoe gaat. Maar om nu aan een speler te vragen wanneer zijn vrouw jarig is, nee, zo steekt hij niet in elkaar.
In zijn ogen hoort het thuis gewoon goed te gaan, dus daar hoeft hij helemaal niet naar te informeren. Ja, wat dat betreft is hij ouderwets ingesteld. Zijn motto: als familieman moet je je goed gedragen en je verantwoordelijkheden nemen. Heel simpel. Ook op dat gebied is veel veranderd in Nederland. Het is allemaal minder geworden. Maar goed, wie is Rinus Israel om zich daarmee te bemoeien? Het is tenslotte niet zijn pakkie an zijn spelers erop te wijzen hoe ze met hun vrouw of vriendin moeten omgaan.
Dat deed hij als speler ook nooit. Ook toen hield hij het persoonlijke contact op afstand. Hij trainde, lachte en dolde met zijn medespelers maar zodra hij in de auto zat, reed hij naar zijn gezin of naar zijn winkel. Echte vrienden had hij niet in het voetbal. Ja, hij ging goed om met Wim Jansen, met wie hij nog steeds goed contact heeft. Maar denk nu niet dat ze bij elkaar over de vloer kwamen. Verder dan op de training reikte hun vriendschap niet.
Niet dat hij dat bewust afhield, maar hij had daar gewoon geen behoefte aan. Zijn beste vrienden zijn zijn twee zwagers, van wie nu een in het ziekenhuis ligt. Toen Israel nog bij FC Zwolle speelde, reed die elke uitwedstrijd met de auto van Rinus achter de spelersbus aan. Zodra de wedstrijd was afgelopen, reden ze samen terug naar Amsterdam. Dat mocht toen nog.
Wat hij wel leuk vindt is mensen opzoeken van heel vroeger, toen hij nog bij DWV speelde, zijn cluppie in Noord. Daar lopen nog echte voetbalmensen rond. Egotripperij en dikdoenerij kennen ze er niet. Heerlijk is dat. Want als hij ergens een hekel aan heeft, is het aan egotrippers. Aan mensen die zichzelf belangrijker vinden dan de rest. En juist daarvan lopen er vandaag de dag steeds meer rond in het voetbal.
Dergelijke types probeert hij te mijden. Ook bij zijn huidige club. Zodra de persconferentie erop zit, pakt hij zijn tas en rent hij naar zijn auto. Ja, of er moeten kennissen zijn, dan wil hij na afloop nog weleens het sponsorhome binnenwandelen. Zo had hij onlangs twee kaarten geregeld voor oude bekenden. Uitgerekend voor het duel met koploper Excelsior, dat Den Haag met 4-2 won. En ja, toen moest hij na afloop natuurlijk wel even naar zijn maten. Nou, toen kreeg hij het te horen hoor. Ja, ja, nu laat je ineens wel je snoet zien. Israel gruwelt er nog van. Hij heeft gewoon zijn eigen beleving van voetbal en hij heeft geen enkele behoefte die te delen met al die stropdassen die zogenaamd ook verstand hebben van voetbal.
In de Emiraten was dat wel eens moeilijk. Helemaal na een overwinning. Dan kwamen al die hoge pieten hem ineens op de schouders slaan. Dat hoorde hij dan een tijdje aan, maar zodra hij zich uit de voeten kon maken, was hij vertrokken.
Al kon hij zich dat niet altijd permitteren. Vorig seizoen won hij met Al Wahda drie prijzen, dus was hij de gevierde man. Er werd zelfs speciaal voor hem een feest georganiseerd waarbij ook de sjeik aanwezig was. Een man die hij normaal gesproken nooit zag. Of Israel even bij hem wilde komen zitten. Jonge, jonge wat voelde hij zich toen opgelaten. Die vent bleef maar op zijn schouders slaan. Wat was hij blij toen hij er tussenuit kon knijpen.
Inderdaad, geen gezelligheidsmens. Zodra de wedstrijd voorbij is, wil hij 'gewoon' alleen zijn. Dat had hij als speler en dat heeft hij nog. Niet dat hij geen pret heeft met zijn spelers, integendeel, maar niet na een wedstrijd. Hij moet er niet aan denken om dan met die gasten aan een bar te gaan hangen. Dat past gewoon niet bij hem. Hij ziet zich daar al staan, met een pilsje in de hand. Nee hoor, werk gedaan, inpakken en naar huis.
Verlegen, dat is het woord. Vroeger had hij daar helemaal last van. En nog steeds heeft hij moeite een volle zaal binnen te wandelen, maar vroeger lukte het hem niet eens. Maar ook vandaag de dag breekt het zweet hem uit zodra hij een volle ruimte betreedt.
Het meest op zijn gemak is hij op het veld. Daar kent hij geen verlegenheid, daar laat hij zich gelden en is hij een compleet ander mens. Daar kan hij ook echt agressief worden, beledigend zelfs. Zeker wanneer spelers er de kantjes vanaf lopen of bepaalde dingen niet snel genoeg doorhebben. Nee, dan is hij ineens niet meer zo verlegen.
Ook ten opzichte van scheidsrechters is hij niet altijd even plezierig. Zodra een beslissing hem niet aanstaat, gaat hij uit zijn dak. Het is een van zijn minder leuke kanten, hij kan nu eenmaal slecht tegen zijn verlies. Dan wil hij de realiteit weleens uit het oog verliezen. Dat is er ondanks zijn leeftijd en ervaring niet minder op geworden.
Kijk, voor het geld hoefde hij niet op de aanbieding van ADO Den Haag in te gaan. Zijn schaapjes heeft hij allang op het droge. Maar hij kan gewoon nog niet zonder voetbal. Lekker buiten zijn met die gasten, dat trekt nog steeds. Hij wil nog altijd tot het uiterste gaan om iets moois neer te zetten. Dus waarom zou hij dan stoppen?
Bij Al Wahda had hij zo nog een jaar kunnen blijven. Hij had het er ook prima naar zijn zin, evenals zijn vrouw. Hun verblijf daar was eigenlijk één lange goedbetaalde vakantie. Maar ja, zijn twee kleinkinderen hè. Opa wilde nu eindelijk wel weer wat dichter bij ze zijn.
Nu wonen ze in hetzelfde dorp, Landsmeer, en kan hij ze net zo vaak zien als hij zelf wil. Heerlijk. Zodra het weer het toelaat, gaat hij met ze fietsen en ze zijn allebei gek op ballen. Die van tien doet aan handbal, die van vijf voetbalt fanatiek. Daar is opa trots op. Zelfs wanneer ze bij opa en oma op bezoek zijn, vliegt de bal door het huis. Oma wordt er wel eens gek van. Nee, opa niet. Want was is er nu mooier dan een bal en de kleinkinderen in de nabijheid. Niets toch?