support Casper
 
volg adofans.nl op ....
social media links volg adofans op Twitter volg adofans op Facebook volg adofans via RSS Join adofans op linkedin Join adofans op instagram
COMPETITIESTAND
      w g v p
1 HEL 13 8 3 2 27
2 EXC 13 8 2 3 26
3 DBO 13 7 4 2 25
4 GRA 13 7 4 2 25
5 VOL 13 7 2 4 23
6 DOR 13 6 4 3 22
7 EMM 13 6 3 4 21
8 TEL 13 4 7 2 19
9 CAM 13 6 1 6 19
10 ADO 13 4 6 3 18
11 RJC 13 4 5 4 17
12 EIN 13 4 3 6 15
13 JPS 13 4 2 7 14
14 JAZ 13 4 2 7 14
15 TOP 13 3 4 6 13
16 JAJ 13 2 6 5 12
17 MVV 13 2 5 6 11
18 VVV 13 3 2 8 11
19 JUT 13 1 5 7 8
20 VIT 13 2 6 5 6
Prediction League
predictionleague
Bron van dit artikel
Haagsche Courant

Datum plaatsing: 05-12-1992 22:20:00

Keizer van het Zuiderpark



door Guido Bindels en Peter van Duyl

Met dank aan: Didi Vathauer en Lex Schoenmaker. Bronnen: Haagsche Courant, Het Binnenhof, Het Vaderland, Trouw, De Volkskrant, De Telegraaf, Algemeen Dagblad, VI.

Hij was geen groot talent, moest er hard voor werken. Toch werd Aad Mansveld de Keizer van het Zuiderpark. Een sterke persoonlijkheid en een geboren winnaar. Niet makkelijk voor zichzelf en anderen.

 

Er werd nauwelijks iets gezegd, wat viel er ook nog te bespreken nu de laatste meters van de lange eenrichtingsweg naar de dood waren ingezet? Op de avond van 4 december 1991 strekte Didi Vathauer zich uit op een ziekenhuisbed naast dat van het uitgeteerde lichaam van zijn vriend Aad Mansveld. Op een kleine televisie aan de muur werd de interland Griekenland-Nederland aangekondigd. In Thessaloniki zoomde de camera in op assistent-bondscoach Dick Advocaat en met een uiterste krachtsinspanning stak Mansveld zijn duim op naar zijn vroegere ploeggenoot. Het was het laatste teken van leven - in woord of gebaar - dat Vathauer van zijn beste vriend zou vernemen. Tien minuten later sliep Mansveld, toen Vathauer zich een dag later weer in het ziekenhuis meldde was de vedette overleden.

Op sinterklaasdag 1991 duwde de kanker Aad Mansveld, 47 jaar jong, definitief over de rand van het aardse bestaan. De ziekte, genesteld in de longen, was dik een jaar eerder vastgesteld. Aanvankelijk was er nog hoop, liet Mansveld vol vuur weten dat hij altijd een knokker was geweest. Maar naarmate de maanden vorderden, werd Mansveld kanslozer. De ziekte kreeg hem eronder.

Uiteraard voelde Mansveld in zijn laatste jaar wel dat mensen hem anders gingen bekijken, maar zielig wilde hij niet worden gevonden, ook niet toen de chemotherapie hem van al zijn haar beroofde. Zolang het ging vulde Mansveld zijn dagen en altijd behield hij zijn humor. Na zijn dood, beloofde hij, mocht de kale Theo van den Burch de pruik van Mansveld hebben. De kleine kring van intimi rond de Hagenaar wist dat dit soort grappen als façade fungeerden voor een hoop ellende. Mansveld moet ondraaglijke pijnen hebben geleden tijdens de heftige chemokuren, die vergeefs trachtten zijn lotsbestemming bij te sturen. Er was die steeds terugkerende wanhoop als weer een alternatieve route naar genezing op niets uitliep. En toen de dokter hem moest vertellen dat alle hoop verloren was, huilde hij samen met Lex Schoenmaker de ogen uit zijn kassen. Tot die laatste fatale mededeling had Mansveld altijd de overtuiging gehad dat hij zou genezen. Met de dood van Adriaan Mansveld kwam er een einde aan het leven van de bekendste voetballer die ooit binnen de gemeentegrenzen van Den Haag het levenslicht zag. Hij - geboren op 14 juli 1944 in de Jan Wapstraat - was een oorlogskind, werd groot op de straten, pleinen en veldjes van Laakkwartier. Als jongetje had Mansveld weinig van de branie die hem later als voetballer zo zou typeren. Op straat noch later bij ADO werd hij gezien als exceptioneel talent, niemand zag in hem een speler die het betaalde voetbal zou halen, laat staan Oranje. Die achtergrond vormde uiteindelijk wel het karakter van Mansveld. Hij moest er meer voor doen dan leeftijdsgenoten om de opleiding bij ADO te voltooien, maar dat deed hij graag en vol overtuiging. Uren extra trainingsarbeid perfectioneerden zijn wreeftrap, helemaal zelf ontwikkelde hij ook een goed gevoel in zijn ‘verkeerde’ linkerbeen.

En toch had het weinig gescheeld of Aad Mansveld had het eerste van ADO nooit gehaald. Hij was eigenlijk al afgetest, toen de legendarische Ernst Happel een lans voor hem brak. Hij kreeg een contractje, Mansveld ging 600 gulden per jaar verdienen. Toen de verdediger twintig jaar later stopte had hij, verdeeld over drie periodes, bijna 600 wedstrijden voor ADO/FC Den Haag gespeeld. Zo kleurloos als Mansveld aanvankelijk in het Zuiderpark rondstapte, zo overdonderend bestormde hij na zijn doorbraak de hiërarchie in de selectie. Het duurde niet lang voordat Aad Mansveld de aanvoerdersband kreeg en de absolute leider van ADO was. Terwijl het totale professionele voetbal in ons land met zevenmijlslaarzen vooruit snelde, groeide hij persoonlijk uit tot een moderne vrije verdediger. Mansveld was een sterke persoonlijkheid, een geboren winnaar. Hij had een voortreffelijk spelinzicht, een geweldige traptechniek ook en was - als het moest - hard, op het gemene af zelfs. Hij was niet makkelijk, niet voor zichzelf en ook niet voor anderen. Vooral in zijn latere jaren stoorden jongeren zich aan zijn kritische benadering, daar had hij dan weer weinig begrip voor. “Laat ik tien procent nare trekjes in mijn karakter hebben”, zei hij. “Dan blijft er voor negentig procent een aardige Mansveld over.” Een loopbaan lang was Mansveld nooit op enige vorm van arrogantie te betrappen, zeker in zijn eerste periode in het Zuiderpark (1964-1977) deden supporters nooit vergeefs een beroep op hem. Tegelijkertijd was hij zich meer dan bewust van zijn klasse en belang voor het elftal (‘als ik wegval is er geen leider meer bij FC Den Haag’). Niet zelden buitte de Keizer van het Zuiderpark zijn status en populariteit in de publiciteit uit om een beter contract af te dwingen. Met de kwaliteiten van Mansveld in het achterhoofd, is het verbazingwekkend dat hij zijn kunstje alleen in de vertrouwde omgeving van het Zuiderpark liet zien. In de wereld van Oranje, in die tijd bepaald door de krachtige machtsblokken van Ajax en Feyenoord, sneeuwde hij onder als een provinciaal. Hij botste met bondscoach Fadrhonc, die hem nooit vertrouwen gaf en Ajacied Hulshoff zelfs openlijk opdroeg Mansveld in de gaten te houden. Hij kwam tot slechts zes interlands, alle gespeeld in de aanloop naar het WK van 1974 in West-Duitsland. De eindronde ging aan de neus van Mansveld voorbij, omdat hij in maart ‘74 zijn enkelbanden scheurde. Die zomer miste hij de kans op wereldfaam, het zou voor altijd de pijnlijkste passage uit zijn voetballeven blijven. Met de enkels zou het nooit meer helemaal goed komen. Te snel voelde Mansveld zich na blessures weer fit genoeg om te spelen, te vaak ook liet hij de pijn wegspuiten met verdovende injecties. Helemaal aan het einde van zijn carrière waren beide enkels tot op het bot versleten. “Röntgenfoto's van die enkels zijn niet mooi hoor”, zei hij in 1981. “Maar dan denk ik altijd: pasfoto’s van mij zijn ook niet mooi.” Desondanks liet Mansveld zich, tot ontzetting van heel Den Haag, op zijn 33ste nog verleiden tot een avontuur bij Feyenoord. Sportief gezien was dat geen succes, anderhalf jaar later was hij al weer terug, maar financieel was het de beste deal van zijn leven. In de Kuip werd zijn salaris van 80.000 gulden bijna verdubbeld tot 150.000.

Het was één van de weinige geslaagde zakelijke transacties van Mansveld die buiten het voetbal beduidend minder op zijn gemak was dan op het veld. Zijn maatschappelijke loopbaan was het klassieke voorbeeld van twaalf ambachten, dertien ongelukken. Toen hij zijn eerste contractje tekende, was de verdediger verwarmingsmonteur. Later zou hij een sigarenzaak runnen, was hij vertegenwoordiger in boeken, handelde hij in auto’s, was hij de baas van een aannemingsbedrijf en had hij een sportzaak aan de De Genestetlaan. Maar succesvol in zaken zou Mansveld (die een groot zwak voor vrouwen had) nooit zijn.

In 1982 - na een kortstondig avontuur bij FC Utrecht en een nieuwe rentree bij FC Den Haag - volgde onherroepelijk het definitieve afscheid. Er volgde geen groots einde, niets van een benefietwedstrijd. FC Den Haag dankte zijn meest roemruchte zoon met een vergulde pennenset. Het griefde de trotse Mansveld meer dan hij ooit heeft toegegeven.

Zoals zo velen van zijn generatiegenoten viel Mansveld na zijn loopbaan even in een zwart gat. Uit een soort koudwatervrees weigerde hij zijn hogere trainersdiploma’s te halen, de oefenmeester Mansveld veroordeelde zichzelf tot het amateurvoetbal. Via VVM, Laakkwartier, Oranje Blauw, HVV en SV’35 kwam hij in 1987 weer bij Laakkwartier terecht, op loopafstand van zijn geboortehuis. Daar hervond hij de warmte en vriendschap die hij bij zijn vertrek uit het Zuiderpark zo had gemist. De ex-prof bleef bij Laakkwartier hangen, totdat zijn ziekte hem het trainen onmogelijk maakte. De tragisch vroege dood van Aad Mansveld heeft zijn populariteit sinds 1991 mythische vormen doen aannemen. De legende kreeg zelfs formeel eeuwigheidswaarde, toen de Noord-tribune in het Zuiderpark zijn naam kreeg. Het blijft echter een wrange speling van het lot, dat juist daar zo vaak de ziekte in de mond wordt genomen, die de grootste speler uit Den Haag een fatale klap toediende.


Bron van dit artikel
Haagsche Courant

Datum plaatsing: 05-12-1991 21:00:00

Keizer van het Zuiderpark


Hij was geen groot talent, moest er hard voor werken. Toch werd Aad Mansveld de Keizer van het Zuiderpark. Een sterke persoonlijkheid en een geboren winnaar. Niet makkelijk voor zichzelf en anderen.


Er werd nauwelijks iets gezegd, wat viel er ook nog te bespreken nu de laatste meters van de lange eenrichtingsweg naar de dood waren ingezet? Op de avond van 4 december 1991 strekte Didi Vathauer zich uit op een ziekenhuisbed naast dat van het uitgeteerde lichaam van zijn vriend Aad Mansveld. Op een kleine televisie aan de muur werd de interland Griekenland-Nederland aangekondigd. In Thessaloniki zoomde de camera in op assistent-bondscoach Dick Advocaat en met een uiterste krachtsinspanning stak Mansveld zijn duim op naar zijn vroegere ploeggenoot. Het was het laatste teken van leven - in woord of gebaar - dat Vathauer van zijn beste vriend zou vernemen. Tien minuten later sliep Mansveld, toen Vathauer zich een dag later weer in het ziekenhuis meldde was de vedette overleden.

Op sinterklaasdag 1991 duwde de kanker Aad Mansveld, 47 jaar jong, definitief over de rand van het aardse bestaan. De ziekte, genesteld in de longen, was dik een jaar eerder vastgesteld. Aanvankelijk was er nog hoop, liet Mansveld vol vuur weten dat hij altijd een knokker was geweest. Maar naarmate de maanden vorderden, werd Mansveld kanslozer. De ziekte kreeg hem eronder.

Uiteraard voelde Mansveld in zijn laatste jaar wel dat mensen hem anders gingen bekijken, maar zielig wilde hij niet worden gevonden, ook niet toen de chemotherapie hem van al zijn haar beroofde. Zolang het ging vulde Mansveld zijn dagen en altijd behield hij zijn humor. Na zijn dood, beloofde hij, mocht de kale Theo van den Burch de pruik van Mansveld hebben. De kleine kring van intimi rond de Hagenaar wist dat dit soort grappen als façade fungeerden voor een hoop ellende. Mansveld moet ondraaglijke pijnen hebben geleden tijdens de heftige chemokuren, die vergeefs trachtten zijn lotsbestemming bij te sturen. Er was die steeds terugkerende wanhoop als weer een alternatieve route naar genezing op niets uitliep. En toen de dokter hem moest vertellen dat alle hoop verloren was, huilde hij samen met Lex Schoenmaker de ogen uit zijn kassen. Tot die laatste fatale mededeling had Mansveld altijd de overtuiging gehad dat hij zou genezen. Met de dood van Adriaan Mansveld kwam er een einde aan het leven van de bekendste voetballer die ooit binnen de gemeentegrenzen van Den Haag het levenslicht zag. Hij - geboren op 14 juli 1944 in de Jan Wapstraat - was een oorlogskind, werd groot op de straten, pleinen en veldjes van Laakkwartier. Als jongetje had Mansveld weinig van de branie die hem later als voetballer zo zou typeren. Op straat noch later bij ADO werd hij gezien als exceptioneel talent, niemand zag in hem een speler die het betaalde voetbal zou halen, laat staan Oranje. Die achtergrond vormde uiteindelijk wel het karakter van Mansveld. Hij moest er meer voor doen dan leeftijdsgenoten om de opleiding bij ADO te voltooien, maar dat deed hij graag en vol overtuiging. Uren extra trainingsarbeid perfectioneerden zijn wreeftrap, helemaal zelf ontwikkelde hij ook een goed gevoel in zijn ‘verkeerde’ linkerbeen.

En toch had het weinig gescheeld of Aad Mansveld had het eerste van ADO nooit gehaald. Hij was eigenlijk al afgetest, toen de legendarische Ernst Happel een lans voor hem brak. Hij kreeg een contractje, Mansveld ging 600 gulden per jaar verdienen. Toen de verdediger twintig jaar later stopte had hij, verdeeld over drie periodes, bijna 600 wedstrijden voor ADO/FC Den Haag gespeeld. Zo kleurloos als Mansveld aanvankelijk in het Zuiderpark rondstapte, zo overdonderend bestormde hij na zijn doorbraak de hiërarchie in de selectie. Het duurde niet lang voordat Aad Mansveld de aanvoerdersband kreeg en de absolute leider van ADO was. Terwijl het totale professionele voetbal in ons land met zevenmijlslaarzen vooruit snelde, groeide hij persoonlijk uit tot een moderne vrije verdediger. Mansveld was een sterke persoonlijkheid, een geboren winnaar. Hij had een voortreffelijk spelinzicht, een geweldige traptechniek ook en was - als het moest - hard, op het gemene af zelfs. Hij was niet makkelijk, niet voor zichzelf en ook niet voor anderen. Vooral in zijn latere jaren stoorden jongeren zich aan zijn kritische benadering, daar had hij dan weer weinig begrip voor. “Laat ik tien procent nare trekjes in mijn karakter hebben”, zei hij. “Dan blijft er voor negentig procent een aardige Mansveld over.” Een loopbaan lang was Mansveld nooit op enige vorm van arrogantie te betrappen, zeker in zijn eerste periode in het Zuiderpark (1964-1977) deden supporters nooit vergeefs een beroep op hem. Tegelijkertijd was hij zich meer dan bewust van zijn klasse en belang voor het elftal (‘als ik wegval is er geen leider meer bij FC Den Haag’). Niet zelden buitte de Keizer van het Zuiderpark zijn status en populariteit in de publiciteit uit om een beter contract af te dwingen. Met de kwaliteiten van Mansveld in het achterhoofd, is het verbazingwekkend dat hij zijn kunstje alleen in de vertrouwde omgeving van het Zuiderpark liet zien. In de wereld van Oranje, in die tijd bepaald door de krachtige machtsblokken van Ajax en Feyenoord, sneeuwde hij onder als een provinciaal. Hij botste met bondscoach Fadrhonc, die hem nooit vertrouwen gaf en Ajacied Hulshoff zelfs openlijk opdroeg Mansveld in de gaten te houden. Hij kwam tot slechts zes interlands, alle gespeeld in de aanloop naar het WK van 1974 in West-Duitsland. De eindronde ging aan de neus van Mansveld voorbij, omdat hij in maart ‘74 zijn enkelbanden scheurde. Die zomer miste hij de kans op wereldfaam, het zou voor altijd de pijnlijkste passage uit zijn voetballeven blijven. Met de enkels zou het nooit meer helemaal goed komen. Te snel voelde Mansveld zich na blessures weer fit genoeg om te spelen, te vaak ook liet hij de pijn wegspuiten met verdovende injecties. Helemaal aan het einde van zijn carrière waren beide enkels tot op het bot versleten. “Röntgenfoto's van die enkels zijn niet mooi hoor”, zei hij in 1981. “Maar dan denk ik altijd: pasfoto’s van mij zijn ook niet mooi.” Desondanks liet Mansveld zich, tot ontzetting van heel Den Haag, op zijn 33ste nog verleiden tot een avontuur bij Feyenoord. Sportief gezien was dat geen succes, anderhalf jaar later was hij al weer terug, maar financieel was het de beste deal van zijn leven. In de Kuip werd zijn salaris van 80.000 gulden bijna verdubbeld tot 150.000.

Het was één van de weinige geslaagde zakelijke transacties van Mansveld die buiten het voetbal beduidend minder op zijn gemak was dan op het veld. Zijn maatschappelijke loopbaan was het klassieke voorbeeld van twaalf ambachten, dertien ongelukken. Toen hij zijn eerste contractje tekende, was de verdediger verwarmingsmonteur. Later zou hij een sigarenzaak runnen, was hij vertegenwoordiger in boeken, handelde hij in auto’s, was hij de baas van een aannemingsbedrijf en had hij een sportzaak aan de De Genestetlaan. Maar succesvol in zaken zou Mansveld (die een groot zwak voor vrouwen had) nooit zijn.

In 1982 - na een kortstondig avontuur bij FC Utrecht en een nieuwe rentree bij FC Den Haag - volgde onherroepelijk het definitieve afscheid. Er volgde geen groots einde, niets van een benefietwedstrijd. FC Den Haag dankte zijn meest roemruchte zoon met een vergulde pennenset. Het griefde de trotse Mansveld meer dan hij ooit heeft toegegeven.

Zoals zo velen van zijn generatiegenoten viel Mansveld na zijn loopbaan even in een zwart gat. Uit een soort koudwatervrees weigerde hij zijn hogere trainersdiploma’s te halen, de oefenmeester Mansveld veroordeelde zichzelf tot het amateurvoetbal. Via VVM, Laakkwartier, Oranje Blauw, HVV en SV’35 kwam hij in 1987 weer bij Laakkwartier terecht, op loopafstand van zijn geboortehuis. Daar hervond hij de warmte en vriendschap die hij bij zijn vertrek uit het Zuiderpark zo had gemist. De ex-prof bleef bij Laakkwartier hangen, totdat zijn ziekte hem het trainen onmogelijk maakte. De tragisch vroege dood van Aad Mansveld heeft zijn populariteit sinds 1991 mythische vormen doen aannemen. De legende kreeg zelfs formeel eeuwigheidswaarde, toen de Noord-tribune in het Zuiderpark zijn naam kreeg. Het blijft echter een wrange speling van het lot, dat juist daar zo vaak de ziekte in de mond wordt genomen, die de grootste speler uit Den Haag een fatale klap toediende.