w | g | v | p | |||
---|---|---|---|---|---|---|
1 | EXC | 14 | 9 | 2 | 3 | 29 |
2 | HEL | 14 | 8 | 3 | 3 | 27 |
3 | GRA | 14 | 7 | 5 | 2 | 26 |
4 | VOL | 14 | 8 | 2 | 4 | 26 |
5 | DBO | 14 | 7 | 4 | 3 | 25 |
6 | DOR | 14 | 7 | 4 | 3 | 25 |
7 | EMM | 14 | 7 | 3 | 4 | 24 |
8 | CAM | 14 | 7 | 1 | 6 | 22 |
9 | TEL | 15 | 5 | 7 | 3 | 22 |
10 | ADO | 14 | 5 | 6 | 3 | 21 |
11 | RJC | 14 | 5 | 5 | 4 | 20 |
12 | JAZ | 14 | 5 | 2 | 7 | 17 |
13 | TOP | 14 | 4 | 4 | 6 | 16 |
14 | EIN | 15 | 4 | 4 | 7 | 16 |
15 | JPS | 14 | 4 | 2 | 8 | 14 |
16 | MVV | 15 | 2 | 7 | 6 | 13 |
17 | JAJ | 14 | 2 | 6 | 6 | 12 |
18 | VVV | 15 | 3 | 2 | 10 | 11 |
19 | JUT | 14 | 1 | 5 | 8 | 8 |
20 | VIT | 14 | 2 | 6 | 6 | 6 |
Column Nico Dijkshoorn
Hij had er zin in. Iedere vraag werd breed lachend beantwoord. Dat snapte ik. Scoren in de laatste minuut, dat is jongensboekenwerk. Wesley was voor heel even de jongen die net te horen heeft gekregen dat zijn vader doodziek is, aan het sterfbed zit, zijn oor op de mompelende mond van zijn vader drukt, dan de vraag herhaalt, Jongen, wil je voor mij scoren vanmiddag, voor mij, jongen?, zwijgend zijn wondersloffen aandoet, op de fiets springt, net een minuut voor het einde van de wedstrijd aankomt, invalt en de winnende treffer maakt.
Het eerste stukje van het interview beviel mij wel. Wesley probeerde netjes antwoord te geven op de gestelde vragen, maar die in zijn gezicht gebeitelde lach maakte veel duidelijk. Het liefst wilde hij nu naakt uit een taart springen. Wesley probeerde netjes antwoord te geven, maar je zag het aan zijn gezicht: hij ging vanavond zeventien keer babi pangang speciaal bestellen bij de Chinees om de hoek. Ik zag het aan zijn ogen. Wesley ging vanavond heel rare cd's opzetten. Het werd een dolle avond. Zijn vriendin zou vanavond, precies op het goede moment, vragen: “Wes, zullen we morgen eindelijk die dure broodbakmachine kopen?” En Wesley zou ja zeggen. Zo een interview was het.
Het was fijn om naar te kijken, dat feest in Wesley's lichaam. Ik wist wat er ging gebeuren. Ik wachtte geduldig op de medespelers die het interview zouden komen verstoren. Ook daar mag ik graag naar kijken. Vaak zie je een bloedzenuwachtige jongen van een jaar of zeventien, die voor het eerst wordt geïnterviewd, en dan zit je er al op te wachten: net buiten beeld laat een teamgenoot een keiharde boer. Gelach. Zijn team is hem aan het dollen. Midden in een antwoord stuitert er een sok via zijn voorhoofd tegen de camera. Hij krijgt een flesje water tegen de zijkant van zijn hoofd en hij doet wat ze hem bij de mediatraining hebben geleerd: gewoon doorgaan en steeds de vraag even herhalen. Zou René van der Gijp nog voetballen, dan kreeg zo'n jongen een uitsmijter ham-kaas in zijn nek.
Het interview met Wesley Verhoek had een van de fijnste interviews ooit kunnen zijn als Wesley niet net iets te lollig was gaan doen. Opeens begon hij, na een vraag of drie, grappig bedoelde antwoorden te geven. Wel drie keer achter elkaar. Precies op dat moment verknalde Wesley voorgoed zijn carrière. Gedaan. Over en uit. Hoogstens Roda JC, meer wordt het nooit. De kans dat Wesley, na het interview, ooit zal uitkomen voor een club uit de topdrie is uitgesloten. Topclubs hebben een hekel aan grappige voetballers. Dat leidt alleen maar af, menselijk gedrag. Vraag dat maar aan Maarten Stekelenburg, de koning van het Dodelijk Saaie Professionele Interview. Maarten is in alles het tegenovergestelde van Wesley. Maarten houdt zijn hoofd een beetje schuin als hij naar de vraag luistert. Hij lijkt na te denken. Zal ik voor de trein springen of met een Feyenoord-föhn in bad gaan zitten? Na de vraag zoemt hij een onverstaanbaar antwoord. Stekelenburg lult al vier jaar lang in een geheim Sloveens dialect en niemand heeft het in de gaten. Je ziet zijn kop en verzint er zelf het lusteloze antwoord bij. Spelers van topclubs, nooit zie je ze eens lachen. Ja, Danny Koevermans lacht af en toe. En waar zit die: op de bank. Of hij speelt mee als PSV verliest.
Ik zag dit weekend een kort interview met Luis Suarez. Of hij Ajax al miste. Ja, enorm, riep ik keihard door de kamer. Ik keek naar de beteuterde konijnenkop van Suarez en riep zelf de antwoorden. “Natuurlijk is Ajax de mooiste club ter wereld. Ik ben er huilend weggegaan. Ajax heeft mij groot gemaakt. Ik wil iedereen in Amsterdam bedanken. Ik kom zeker terug. Bedankt Ajax”. Geen lachje kon eraf. Slim van Suarez. Lachende voetballers worden verketterd, ook in Engeland. Niet door het volk. Die sluiten dit soort voetballers in de armen. Lachende voetballers worden vooral verketterd door leidinggevenden in het betaalde voetbal. Fred Rutten – ik weet het bijna zeker – deelt boetes uit als er iemand lacht. Je zou er op De Herdgang eens het broedgedrag van de gele sniep mee kunnen verstoren.
Bij FC Twente zie je het er ook insluipen. Theo Janssen geeft opeens korte, genuanceerde antwoorden. Dat hoort, denkt hij, bij topvoetbal. Humorloosheid. Theo zou drie jaar geleden, na de vraag: En Theo, gaan we het vieren vanavond, hebben geantwoord: Ja natuurlijk. Lekker met zes kratten bier over de snelweg hollen en daarna kijken of ik nog iets tegen een boom aan kan parkeren. Hahaha!! Nu zegt hij: “Volgende week is er weer een wedstrijd”. Doe grappig in een interview en je verkeert voor eeuwig in de onderste regionen van de voetballerij. Vraag het aan Willem Suurbier en Ruud Krol. In 1974 deden zij, voor de camera, twee knaagdieren na. Knabbel en Babbel. Lachen, maar Suurbier staat nu fulltime ergens op sportpark De Toekomst onbetaald tegen een muurtje te leunen en Ruud Krol is succesvol coach van clubs waar ik de naam niet eens van kan spellen. Ze wilden zo nodig grappig zijn.
Humor wordt keihard afgestraft in de voetballerij. Maak vier goede grappen tijdens een interview en je bent gebrandmerkt. Fortuna-trainer Wim Dusseldorp, die schitterend formulerend – met de komische timing van Toon Hermans – uitlegde waarom zijn spelers allemaal uitgleden; hij kan een baantje bij een grote club vergeten. Te slim en te lollig, daar zijn ze doodsbang voor.
Daarom voelde ik me onbehagelijk toen ik naar het interview met Wesley Verhoek keek. Ik vond hem oprecht grappig. Ik geloofde zijn passie. Leuk om iemand eens zo onbevangen voor de camera te zien verschijnen. Op hetzelfde moment realiseerde ik me dat er ook een leidinggevende van Ajax zat te kijken en dat die dacht: Niks voor ons. Ajacieden zijn nooit grappig. En zo is het.