„Aad Mansveld...” De stilte die Henk van Leeuwen laat vallen na het noemen van de naam van Den Haags grootste voetballer ooit, is oorverdovend. In het café zijn alle geluiden terstond gedegradeerd tot onbeduidend geroezemoes. In de ogen van de Rotterdammer staan tranen. „Ik heb het er nog steeds moeilijk mee, jongen, weet je dat?”
Het is een druilerige namiddag in hartje Kralingen. Café de Klapdeur stroomt vol. De houten tafeltjes raken bezet, aan de bar was het al druk. Achterin stropen krasse knarren de mouwen op aan het biljart. Mannen die legendarische voetbalnamen dragen, schuifelen berekenend langs de tafel met het groene laken.
Henk Schouten, Cor van der Gijp, Tinus Bosselaar, ze werken de eerste biljartderby Feyenoord-Sparta af. Laten een nauwkeurige blik langs de keu glijden. Het verlangen naar een rake driebander roept herinneringen op aan de begeerte naar een goal of een lekkere actie, zo’n veertig, vijftig jaar geleden.
Henk van Leeuwen, vandaag ex-Feyenoorder, laat zijn tegenstander aan het biljart wachten. ADO’s middenvoor uit de jaren zeventig zou zijn opponent bij het groene laken niet laten wachten om terug te kijken op de bekerfinale van FC Den Haag in 1975, hoe mooi ook. Of om te praten over zijn begintijd bij Feyenoord. Over de legendarische spitsen die hij voor zich had. Hij zou ’t ook niet doen om te vertellen over zijn fantastische periode in het Zuiderpark. Om zijn twee interlands op te diepen. Of om het wereldkampioenschap voetbal in Argentinië uit te lichten. Daar was hij bij geweest. Bijna.
Nee, hij laat zijn tegenstander wachten, omdat hij voor even is teruggekeerd op 5 december 1991, de dag dat ADO Den Haag met het overlijden van Aad Mansveld voor altijd met tien man kwam te staan. „Aad was mijn gabber. Ik ben gewend grote zalen toe te spreken. Maar de speech op zijn begrafenis was de moeilijkste die ik ooit heb gedaan. Aad was voor ons de rots en die rots brokkelde door die ziekte steeds verder af. Zijn dood heeft me heel erg aangegrepen. Ik heb lang gehuild.”
Hij gaat staan, pakt zijn glas bacardi cola van tafel, wipt nog een sigaretje uit zijn pakje en loopt naar het biljart. De Rotterdammer raakt geen bal meer. Na de partij zegt hij: „Aad was een fantastische voetballer en een fantastisch mens. Ik mis hem nog elke dag.”
’Mooie Henkie’ is altijd ’Mooie Henkie’ gebleven. Soit, het haar is verbleekt, maar de tijd heeft amper grip gekregen op het 56-jarige lichaam en de jongensachtige kop van Henk van Leeuwen. Zijn kleding doet de rest. Zelfs in deze shabby-achtige ruimte van de bruine kroeg ziet hij er tiptop uit. Krijtwit overhemd, strakke jeans, kekke puntlaarzen en een horloge om de pols met een hoog blingbling gehalte. „Ik ben altijd ijdel geweest. Ik ben gek op kleding, gek op mode, zorg goed voor mijn lichaam. Manicure, pedicure, massage. Ik ga één keer in de maand naar Orlando Rodriques. Ik laat me dan masseren. Ik heb een druk leven, hoor.”
Henk van Leeuwen behaalde als voetballer al zijn makelaarsdiploma’s. Hij handelt nu onder meer in onroerend goed. Vliegt geregeld naar Dubai voor zaken. „Ik heb nu nog steeds profijt van mijn voetballoopbaan. Mensen kennen me toch.”
Ze kennen Van Leeuwen vooral om zijn goals. Begonnen bij Feyenoord (1969-1972), in de kijker gespeeld bij Roda JC (1972-1974) en naam gemaakt bij FC Den Haag (1974-1981). De kroon op zijn loopbaan bleef achterwege vanwege een kapotte knie. De grote transfer bleef uit. Valencia, Zaragoza, Anderlecht, MSV Duisburg, Ajax en PSV, ze dongen alle naar de gunsten van de goalgetter. Het werd afbouwen bij DS’79. „Een afknapper, maar eigenlijk ging het al niet meer met de knie. Ik heb er nog steeds last van.”
Ook de eindronde van het wereldkampioenschap voetbal in Argentinië (1978) ging aan zijn neus voorbij. „Johan Cruijff ging niet, ik zou gaan. Mijn visum was binnen. De stempel stond al in het paspoort. Ik trainde mee. Lang hou je jezelf voor de gek, verbijt je de pijn, maar de doktoren zagen het. Het ging gewoon niet. Dat was een bittere pil.”
Henk van Leeuwen behoort tot het elftal der meest geliefde spelers in de historie van ADO en FC Den Haag. „Wat me het meest bijstaat van mijn periode bij FC Den Haag is de ploeg zelf. Allemaal vrienden, we gingen voor elkaar door het vuur. Ik voelde me thuis in Den Haag. Het gaat me ook aan het hart dat het nu minder loopt met de club.”
Het is een druilerige namiddag in hartje Kralingen. Café de Klapdeur stroomt vol. De houten tafeltjes raken bezet, aan de bar was het al druk. Achterin stropen krasse knarren de mouwen op aan het biljart. Mannen die legendarische voetbalnamen dragen, schuifelen berekenend langs de tafel met het groene laken.
Henk Schouten, Cor van der Gijp, Tinus Bosselaar, ze werken de eerste biljartderby Feyenoord-Sparta af. Laten een nauwkeurige blik langs de keu glijden. Het verlangen naar een rake driebander roept herinneringen op aan de begeerte naar een goal of een lekkere actie, zo’n veertig, vijftig jaar geleden.
Henk van Leeuwen, vandaag ex-Feyenoorder, laat zijn tegenstander aan het biljart wachten. ADO’s middenvoor uit de jaren zeventig zou zijn opponent bij het groene laken niet laten wachten om terug te kijken op de bekerfinale van FC Den Haag in 1975, hoe mooi ook. Of om te praten over zijn begintijd bij Feyenoord. Over de legendarische spitsen die hij voor zich had. Hij zou ’t ook niet doen om te vertellen over zijn fantastische periode in het Zuiderpark. Om zijn twee interlands op te diepen. Of om het wereldkampioenschap voetbal in Argentinië uit te lichten. Daar was hij bij geweest. Bijna.
Nee, hij laat zijn tegenstander wachten, omdat hij voor even is teruggekeerd op 5 december 1991, de dag dat ADO Den Haag met het overlijden van Aad Mansveld voor altijd met tien man kwam te staan. „Aad was mijn gabber. Ik ben gewend grote zalen toe te spreken. Maar de speech op zijn begrafenis was de moeilijkste die ik ooit heb gedaan. Aad was voor ons de rots en die rots brokkelde door die ziekte steeds verder af. Zijn dood heeft me heel erg aangegrepen. Ik heb lang gehuild.”
Hij gaat staan, pakt zijn glas bacardi cola van tafel, wipt nog een sigaretje uit zijn pakje en loopt naar het biljart. De Rotterdammer raakt geen bal meer. Na de partij zegt hij: „Aad was een fantastische voetballer en een fantastisch mens. Ik mis hem nog elke dag.”
’Mooie Henkie’ is altijd ’Mooie Henkie’ gebleven. Soit, het haar is verbleekt, maar de tijd heeft amper grip gekregen op het 56-jarige lichaam en de jongensachtige kop van Henk van Leeuwen. Zijn kleding doet de rest. Zelfs in deze shabby-achtige ruimte van de bruine kroeg ziet hij er tiptop uit. Krijtwit overhemd, strakke jeans, kekke puntlaarzen en een horloge om de pols met een hoog blingbling gehalte. „Ik ben altijd ijdel geweest. Ik ben gek op kleding, gek op mode, zorg goed voor mijn lichaam. Manicure, pedicure, massage. Ik ga één keer in de maand naar Orlando Rodriques. Ik laat me dan masseren. Ik heb een druk leven, hoor.”
Henk van Leeuwen behaalde als voetballer al zijn makelaarsdiploma’s. Hij handelt nu onder meer in onroerend goed. Vliegt geregeld naar Dubai voor zaken. „Ik heb nu nog steeds profijt van mijn voetballoopbaan. Mensen kennen me toch.”
Ze kennen Van Leeuwen vooral om zijn goals. Begonnen bij Feyenoord (1969-1972), in de kijker gespeeld bij Roda JC (1972-1974) en naam gemaakt bij FC Den Haag (1974-1981). De kroon op zijn loopbaan bleef achterwege vanwege een kapotte knie. De grote transfer bleef uit. Valencia, Zaragoza, Anderlecht, MSV Duisburg, Ajax en PSV, ze dongen alle naar de gunsten van de goalgetter. Het werd afbouwen bij DS’79. „Een afknapper, maar eigenlijk ging het al niet meer met de knie. Ik heb er nog steeds last van.”
Ook de eindronde van het wereldkampioenschap voetbal in Argentinië (1978) ging aan zijn neus voorbij. „Johan Cruijff ging niet, ik zou gaan. Mijn visum was binnen. De stempel stond al in het paspoort. Ik trainde mee. Lang hou je jezelf voor de gek, verbijt je de pijn, maar de doktoren zagen het. Het ging gewoon niet. Dat was een bittere pil.”
Henk van Leeuwen behoort tot het elftal der meest geliefde spelers in de historie van ADO en FC Den Haag. „Wat me het meest bijstaat van mijn periode bij FC Den Haag is de ploeg zelf. Allemaal vrienden, we gingen voor elkaar door het vuur. Ik voelde me thuis in Den Haag. Het gaat me ook aan het hart dat het nu minder loopt met de club.”